e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote waterweegbree herdersfluit: herdersfluit (Oirlo) Waterweegbree (grote) (alisma plantago-acquatica). De plant is 20 tot 150 cm groot en heeft grote, boven het water uitstekende bladeren; de bladeren zijn tevens lancetvormig, met een iets hartvormige voet; de bloemen groeien in een grote pluim en zijn wit [N 92 (1982)] III-4-3
grote weegbree hazenbrood: plantago major  hazebroeëd (Oirlo), varkensblader: vaerkes-blaar (Oirlo) Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)] || weegbree III-4-3
grote wolk dikke wolk: dikke wolk (Oirlo) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
gruwelijk beestig: biëstig (Oirlo), erg: errig (Oirlo), schrikkelijk: schrikkelijk (Oirlo) grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] || gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guano guano: gǝwān (Oirlo) Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a] I-1
guit guit: giet (Oirlo) guit [SGV (1914)] III-1-4
guitig die pakte hem effentjes: den pakte ⁄m efkes (Oirlo), olijk: oeleg (Oirlo), strabant: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 196 s.v. "strabant  strabant (Oirlo) aardig, olijk, guitig || ondeugend, schalks || vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)] III-1-4
gulden gulden: enne geulde (Oirlo), geulde (Oirlo), piek: Opm. in de hande = vief piek.  piek (Oirlo) gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: gulde mis (Oirlo) De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
gulp van een broek gulp: gulp (Oirlo) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3