e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gulzig gulzig: gulzig (Oirlo) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: gunne (Oirlo, ... ) gunnen [SGV (1914)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-1-4, III-3-1
gunst goed meteen overweg kunnen: die kunne gōēd mèt èn ovverwaeg (Oirlo) de welwillende, gunstige gezindheid van de ene persoon tegenover de andere [gunst, jonst] [N 85 (1981)] III-1-4
guur, kil en schraal weer bijstig smerig weer: biëstig smerrig waer (Oirlo), koud (weer): kald (Oirlo, ... ), ozelachtig: ozelaechteg (Oirlo), (dit is een variant van ozelaechteg).  oeëzelaechteg (Oirlo), ozelig (weer): (dit is een variant van ozelaechteg).  ozeleg (Oirlo), ruw (weer): (hetwoordelijke, bijwoordelijke uitdrukking).  ròw waer (Oirlo), zuur (weer): zoer waer (Oirlo), ’t is zōēr waer! (Oirlo), zuursig: (zoerseg waer).  zoerseg (Oirlo) guur, kil || huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haag heg: hęx (Oirlo) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel haagappel: haagappel (Oirlo), hegappel: hegáppel (Oirlo), kral: (a als in vallen).  kralle (Oirlo) haagappel [SGV (1914)] || kleine rode besjes aan de meidoorn [snottebelle] [N 38 (1971)] || meidoornvrucht III-4-3
haagbeuk hegbeuk: heg-beuk (Oirlo) Haagbeuk: eigenlijk een boom die gebruikt wordt om hagen te vormen; blad lijkt meer op een iepeblad dan op een beukeblad; heeft hangende katjes (elzenteer, beuketeer, esselteer, teer). [N 82 (1981)] III-4-3
haagwinde pispotje: pispötje (Oirlo) haagwinde III-4-3
haaks haaks: hǫks (Oirlo) Zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. De haaksheid van een voorwerp kan worden opgemeten met een winkelhaak. [N 53, 199a; monogr.] II-12
haalmes schalmmes: sxalmmęs (Oirlo) Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.] II-12