e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handvol handjevol: haendjevol (Oirlo), handvol: haffel (Oirlo), kooksel: en koksel (Oirlo) de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] || handvol, zoveel als een hand vult III-4-4
handzeef zift: zeft (Oirlo) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hanebalk scheerbalk: sxęrbalǝk (Oirlo) De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.] II-9
hanekam duizendschoon: duizendschoon (Oirlo) hanekam (plant) (Celosia cristata L.) [N 92 (1982)] III-2-1
hangen hangen: hange (Oirlo) hangen [SGV (1914)] III-1-2
hanggeranium hanggeranium: hanggeranium (Oirlo) Hanggeranium (pelargonium peltatum). De bladeren zijn duidelijk 3- of 5-lobbig, de lobben zijn gaafrandig. De plant heeft liggende stengels, die vaak over de rand van de bloempot heenhangen. De bloemen zijn lichtrood of wit van kleur en groeien in scherme [N 92 (1982)] III-2-1
hangslot hangslot: hangslot (Oirlo, ... ), kluister: kluuster (Oirlo), Zit \'t kloester òp de port  kloester (Oirlo), slot: slot (Oirlo) Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)] III-2-1
hansworst aansteller: ansteller (Oirlo) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard schreeuwen hard schreeuwen: hart schreewə (Oirlo) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] III-3-1
hard waaien boezen: bōēze (Oirlo), hard waaien: hard waeje (Oirlo), houwmouwen: haowmaowe (Oirlo) hard waaien [boezen] [N 22 (1963)] || hevig waaien met draaiende windstoten III-4-4