e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge hoed hoge hoed: hoëgen hōēd (Oirlo), hoge zijden: hoëge zieje (Oirlo) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-1-3
hoge hoed bij begrafenis hoge hoed: hoëgen hōēd (Oirlo), hoge zijden: hoëge zieje (Oirlo) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-2-2
hoge klomp hoge klomp: huǝgǝ [klomp] (Oirlo), huifklomp: hūf[klomp] (Oirlo), kapklomp: kap[klomp] (Oirlo) Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.] II-12
hoge klomp? hoge klomp: hoëg kloompe (Oirlo) klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
hoge pet met opstaand bovenstuk hoge zijden: hoëge zieje (Oirlo) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)] III-1-3
hogen ophogen: ôphuëge (Oirlo), overbieden: ooverbieje (Oirlo) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
hogen, hoogjassen (kaartspel) hogen: haege (Oirlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
hom gritselkuit: gritselkoet (Oirlo), hom: hom (Oirlo), kraaltjeskuit: krellekeskoet (Oirlo), melkkuit: melkkoet (Oirlo), ritselkuit: ritselkoet (Oirlo) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] || hom vd vrouwtjesvis || hom, mann. viszaad III-4-2
hommel hommel: homel (Oirlo), hòmmel (Oirlo), hômmel (Oirlo) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [SGV (1914)] || hommel, wilde brombij III-4-2
homp brood homp: hōmp (Oirlo), hômp (Oirlo) homp || homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3