e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerstnacht kerstnacht: kerstnaacht (Oirlo) De nacht van 24 op 25 december waarin Christus geboorte herdacht wordt, kerstnacht [krisnach]. [N 96C (1989)] III-3-3
kerststal stal: stal (Oirlo), stalletje: stelke (Oirlo) Een kerststal. [N 96C (1989)] III-3-3
ketsgereedschap ketser: ketser (Oirlo) slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)] III-2-1
keuken keuken: \'n Vette keuke, \'n mager testement: wie royaal is met eten en drinken , houdt niet veel over Wie nie braoje kan, mòt uut de keuke wegbliëve: men moet zich niet bemoeien met zaken waar men geen verstand van heeft  keuke (Oirlo) keuken III-2-1
keukenkast aanrechtkastje: ánraech(t)kaesje (Oirlo), keukenkast: keukekâs(t) (Oirlo) aanrechtkastje || keukenkast III-2-1
keus keus: de keus (Oirlo) het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)] III-1-4
kever, tor kever: kaever (Oirlo), meikegel: #NAME?  meikegel (Oirlo), tor: tor (Oirlo), kort oo-klank  tor (Oirlo) kever [SGV (1914)] || kever, tor (alg) || tor [SGV (1914)] III-4-2
kibbelen kibbelen: kebbelen (Oirlo), kibbele (Oirlo), muilvechten: moelvechten (Oirlo), stechelen: stechele (Oirlo) het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] || kibbelen [SGV (1914)] III-3-1
kiel kiel: keel (Oirlo), kīēl (Oirlo) hes (kiel) [SGV (1914)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] III-1-3
kiem keen: van erwt of boon  kien (Oirlo), kiem: kiem (Oirlo), scheut: scheut (Oirlo) De in het rijpe zaad ingesloten aanleg tot een nieuwe plant (kiem, scheut). [N 82 (1981)] || kiem || scheut [SGV (1914)] III-4-3