e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluiven afkluiven: De böt áfkluuëve  áfkluuëve (Oirlo) afkluiven III-2-3
kluizenaar kluizenaar: kluzenaar (Oirlo) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: kluus (Oirlo) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluwen kluwen: klowen (Oirlo) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Oirlo) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knarsen knarsen: knarse (Oirlo), schuren: schoere (Oirlo) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht knecht: langer  eine neje knêcht (Oirlo) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛ̄xt (Oirlo) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen duwen: dowe (Oirlo), knijpen: kniepe (Oirlo, ... ) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen knellen: knelle (Oirlo), knijpen: kniepe (Oirlo) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3