e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melk melk: męi̯lk (Oirlo), męlǝk (Oirlo), romen: ruǝmǝ (Oirlo), rūǝmǝ (Oirlo) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk zeven zijen: zēi̯ǝn (Oirlo) De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324] I-11
melkboer melkboer: mɛləkbuwər (Oirlo) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel dissel: dissel (Oirlo) Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] III-4-3
melkkannetje melkkannetje: melkkenneke (Oirlo), romekannetje: roeëmekenneke (Oirlo) melkkannetje || melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkar romekar: ruǝmǝkar (Oirlo) Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13
melktanden melktandjes: melktendjes (Oirlo) melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1
melkzeef melkzij: mɛlǝkzēi̯ (Oirlo) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
meloen meloen: meloen (Oirlo) Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] I-7
menen denken: daenke (Oirlo), menen: maene (Oirlo) van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)] III-3-1