e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met tussenpozen regenen buiig: bunjig (Oirlo), daar valt af en toe wat: d⁄r velt af en toe wat (Oirlo), het zijn buien: ’t zien ma wat buuje (Oirlo) af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] || regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)] III-4-4
metselaar metselaar: mętsǝlǝr (Oirlo) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Oirlo) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metworst braadworst: braodwôrst (Oirlo), metworst: metwaorst (Oirlo), Mit n metwaorst nor n ziej spek smiete: n spierinkje uitwerpen om een kabeljauw te vangen n Lánge metwaorst is wel korter te kri‰ge: Veel geld kan gemakkelijk minder worden Gaer t middelste en allebej de aende van n metwaorst wille hebben: alles willen hebben Praote as n metwaorst, wor t vet uut is: achteraf praten  metwaorst (Oirlo), snijworst: sneejwaorst (Oirlo) metworst || metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] || snijworst III-2-3
mevrouw vrouw: vrouw Jansse (Oirlo) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen mauwen: mauwe (Oirlo), miauwen: miauwe (Oirlo) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] III-2-1
middag (s middags) middag: middəg (Oirlo) middag [RND] III-4-4
middagdutje middagdutje: middagdutje (Oirlo) middagdutje [SGV (1914)] III-1-2
middagdutje doen dutje doen: ein dutje doen (Oirlo), middagdutje doen: ein middagdutje doen (Oirlo) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] III-1-2
middagdutje doen (b) eventjes gaan liggen: efkes gaon ligge (Oirlo, ... ) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2