e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nauw, eng eng: eing (Oirlo), eng (Oirlo), krempel: Vb. dat pák is te krempel gemákt.  krempel (Oirlo), nauw: nauw (Oirlo), strak: strek (Oirlo) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)] || nauw, eng III-4-4
nauwgezet; nauwgezet persoon precies: precies (Oirlo), pront: prónt (Oirlo), secuur: sekuur (Oirlo), səkŭŭr (Oirlo) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
navel nagel: ná:gəl (Oirlo), navel: navel (Oirlo) navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
navelbandje navelbandje: navelbaendje (Oirlo) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neef geneven: genaeve (Oirlo), neef: naef (Oirlo), neen  nīēəf (Oirlo) gezamenlijke neven || neef || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
negenoog negenoog: negenoog (Oirlo), negenoëg (Oirlo) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nek nek: nek (Oirlo) nek [N 10b (1961)] III-1-1
nemen, pakken nemen: neme (Oirlo), pakken: pakken (Oirlo) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
neomist neomist (<gr.): neomist (Oirlo) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van een blad nerven: nerven (Oirlo) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3