e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opspelen opspelen: ôpspeule (Oirlo) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
optillen heffen: höffe (Oirlo), höffen (Oirlo), opheffen: ophèùfə (Oirlo), oplichten: ôplichte (Oirlo) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND] III-1-2
opvoeden, grootbrengen groottrekken: groeët trekke (Oirlo), optrekken: òptrekke (Oirlo), opvoeden: òpvoeje (Oirlo) groot brengen (van kinderen) || opvoeden || opvoeden van een kind (soms) III-2-2
opvoeding opvoeding: òpvoejing (Oirlo) opvoeding III-2-2
opvulzand papzand: pap˲zānt (Oirlo  [(id)]  ) Zand dat wordt gebruikt voor aanvulling, maar niet voor het metselwerk zelf. Zie voor het woordtype 'letchi' a. Stevens, 'T√∫ngërsë Dïksjënêer', pag. 328, s.v. 'lètsji'. [N 30, 36b; monogr.] II-9
opzettelijk expres: expres (Oirlo) expres [SGV (1914)] III-1-4
opzitten bidden: bidde (Oirlo), opzitten: ôpzitte (Oirlo) Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)] III-2-1
orchis koekoekslelie: koekoekslelie (Oirlo) Orchidee (orchidee, koekoekslelie) [N 92 (1982)] III-4-3
ordenen, rangschikken opruimen: oprume (Oirlo) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
organist organist: dən øͅrgənest (Oirlo) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3