e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijp, rijmx ijzel: iezel (Oirlo), rijp: ps. begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").  riep (Oirlo), rouwvorst: ps. begrip: zijw. stofnaam (zijw. = zijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "zij").  ròwvaorst (Oirlo), vrieslucht: JK: ? handhaven?  en vrīēslôcht (Oirlo) rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijm, rijp, bevroren dauw of mist || vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijshout, bonenstaak bonenstaak: boeënestaak (Oirlo), erwtenrijs: erteriēs (Oirlo), rijs: ries (Oirlo, ... ), rijshout: riēshaolt (Oirlo) bonestaak || erwtenrijshout, bonenstaak || Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)] || rijs [SGV (1914)] || rijshout (stofnaam) || rijzen (mv.) [SGV (1914)] I-7
rijstebrij rijstepap: rieste pap (Oirlo), Syst. WBD  rieste-pap (Oirlo) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
rijstevlaai rijstevlaai: riesteflaaj (Oirlo), Syst. WBD  rieste-vlaaj (Oirlo) rijstevla || Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)] III-2-3
rijtuig rijtuig: ręi̯tȳx (Oirlo) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rikken (kaartspel) rikken: rikke (Oirlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
ringbaard baardje: bardje (Oirlo) ringbaard [N 10b (1961)] III-1-1
ringen, randen verwijderen van peulvruchten (bonen) ringen: van de draad ontdoen  boeëne renge (Oirlo), plukken: plukken (Oirlo) [SGV (1914)]ringen v bonen I-7
ringrijden, ringsteken ringsteken: rinkstêken (Oirlo) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
ringvinger ringvinger: ringvinger (Oirlo) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1