e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bomijs bomijs: bôm-ies (Oirlo) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bonbon bonbon: bònbòn (Oirlo, ... ) bonbon || praline III-2-3
bonen- of erwtenstro bonenstro: boeëneströj (Oirlo), erwtenstro: erteströj (Oirlo) bonenstro || erwtenstro I-7
bonenkruid bonenkruid: boeënekruud (Oirlo, ... ) bonenkruid I-7, III-2-3
bonkelaar van het staakijzer bonkelaar: bonkelaar (Oirlo) Liggend wiel met op de buitenrand rechtopstaande kammen, dat in sommige windmolens in plaats van het rondsel aan het bovenste uiteinde van het staakijzer bevestigd is. Zie ook afb. 60. Een aantal woordtypen is mogelijk ook van toepassing op een horizontaal wiel waarbij de tanden in het verlengde van de cirkelstraal staan. [N O, 14h; A 42A, 13; N O, 41g; A 42A, 55] II-3
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Oirlo, ... ), muts: muts (Oirlo) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] || kalot, kruinmutsje voor priesters {afb} [plekkertje, klets, kelotje, kadots] [N 25 (1964)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pels (Oirlo), vos: vos (Oirlo) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bont ɛn blòu gəslāgə (Oirlo) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: nuzzik (Oirlo) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte specht, specht specht: spaecht (Oirlo) specht III-4-1