e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham (kinderwoord) bam: bám (Oirlo), Syst. WBD ook verkl. bammeke  bam (Oirlo) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || kinderwoord voor een boterham III-2-3
boterham met kaas boterham met kaas: Syst. WBD  en bôteram mit kieës (Oirlo) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet smoutboterham: smâltbòtterhám (Oirlo) brood met alleen wat vet als beleg III-2-3
boterham van wit en zwart brood boterham: Syst. WBD en bôteram was noëjt ånders dan wit met zwart (of ¯t mos kermis zien!)  bôteram (Oirlo), boxmeerse boterham: bòksmérsen bòttrám (Oirlo) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] || twee gesneden witbrood met één snee roggebrood er tussen en beleg III-2-3
boterhamworst boterhammenworst: bòttrámmewaorst (Oirlo) boterhamworst III-2-3
boterkorf botterkorf: botǝrkø̜rf (Oirlo) Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
boterkussentje boterbabbel: met boter  botterbabbel (Oirlo), boterbabbeltje: bòtterbebbelke (Oirlo), broodbabbel: met brood  broëdbabbel (Oirlo), lollie: met stokje?  lollie (Oirlo) boterbabbelaar || boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
boterpot boterpot: om eieren te bewaren  bôtterpot (Oirlo), um bôtter te zâlte.  bôtterpot (Oirlo), boterpotje: bòtterpötje (Oirlo) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || boterpotje || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervlootje boterschotel: bòtterschòttel (Oirlo), botervloot: bòttervloeët (Oirlo), botervlootje: bôttervluuëtje (Oirlo) botervloot || botervlootje [N 20 (zj)] III-2-1
bouwland `: fē̜lt (Oirlo), land: lant (Oirlo), lānt (Oirlo), veld: vɛlt (Oirlo) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8