e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dempig dempig: dɛmpex (Oirlo) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: dén (Oirlo), enne den (Oirlo) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || den, denneboom III-4-3
denken denken: deinken (Oirlo) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel dennenappel: ei. zonder j  deinnenappel (Oirlo), kwakel: kwakels (Oirlo), pegel: pegel (Oirlo), schobje: schöpke (Oirlo) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || denneappel || dennenappel [SGV (1914)] || sparappel III-4-3
dennennaalden dennennaalden: ei. zonder j  deinnenoald (Oirlo), pitser: pitser (Oirlo) dennenaald || dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
dennentakje met een pluim pluim: pluum (Oirlo) Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel poest: poest (Oirlo), stronk: stroônk (Oirlo) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
desemen gist derindoen: alleen de bakker deed dat  ges derien dōēn (Oirlo) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
dessert achterna: axtərnōͅ (Oirlo) toetje, dessert III-2-3
deugd deugd: deugd (Oirlo) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3