e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dode tak dode tak: enne doeëje tak (Oirlo) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
dodenhuisje dodenhuisje: met katafalk en de schup van de doejegraver  doejehuuske (Oirlo) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
dodenwake dodenwake: doeëjewake (Oirlo) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] III-2-2
doedelzak doedelzak: doedelzak (Oirlo) Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doek doek: korte oe  doek (Oirlo), lange oe  doek (Oirlo) doek [SGV (1914)] III-1-3
doel bij verstoppertje spelen bergplaats: bergplats (Oirlo) Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)] III-3-2
doen vechten in opstand brengen: bruxt aləs in opstâ:nt (Oirlo) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
dof, gedempt van geluid dof: dof (Oirlo), schor: (stem).  schor (Oirlo) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Oirlo, ... ), hoorn: hoaren (Oirlo), hoorn (Oirlo) doffer, mannetjesduif || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dokteren dokteren: doktere (Oirlo) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2