19519 |
etensketeltje |
henkelmannetje:
henkelmenneke (L216p Oirlo)
|
twee keteltjes opeen gestapeld, waarin (warm) eten naar het veld gebracht werd
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
orten:
Hòmmel òp ennen dorren ták, schieëper nimt de orte waar
orte (L216p Oirlo),
rest van gister:
Syst. WBD
de rest van gister (L216p Oirlo)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || rest overgeschoten voedsel
III-2-3
|
21350 |
etiquette - <nors persoon> |
knorpot:
knaoj-pot (L216p Oirlo)
|
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21374 |
etiquette - <stroef persoon> |
stijve, een ~:
enne stieve (L216p Oirlo),
zure, een ~:
enne zaere (L216p Oirlo)
|
niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18047 |
etter |
materie:
meteirie (L216p Oirlo)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
23610 |
evangelie |
evangelie:
evangillie (L216p Oirlo)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
effelaar:
ęfǝlǝr (L216p Oirlo)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
24314 |
everzwijn |
zwijn:
zwien (L216p Oirlo)
|
zwijn
III-4-2
|
19423 |
fakkel |
fakkel:
fakkel (L216p Oirlo)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20172 |
familie |
familie:
femilie (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
familie || het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 87 (1981)]
III-2-2
|