24615 |
gele plomp |
gele plomp:
gaele plômp (L216p Oirlo)
|
Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23501 |
gelezen mis |
gelezen mis:
gelaeze mis (L216p Oirlo),
leesmis:
laesmis (L216p Oirlo),
stille mis:
stil mis (L216p Oirlo)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
lijken:
(korte ie).
liĕke (L216p Oirlo),
op een lijken:
die lieke opèn (L216p Oirlo),
zuiver op stalen:
dae stalt zuver op zien vader (L216p Oirlo)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22544 |
gelijkspel |
gelijkspel:
geliek spel (L216p Oirlo)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22334 |
gelijkspelen |
quitte (fr.):
quitte (L216p Oirlo)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
belofte:
minder officieel
belofte (L216p Oirlo)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
gift:
gift (L216p Oirlo)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
geluuëf (L216p Oirlo),
klank niet weer te geven
glouf (L216p Oirlo)
|
geloof [SGV (1914)] || Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
klank niet weer te geven
glouven (L216p Oirlo)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
geluuëve (L216p Oirlo)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|