21705 |
gemeentesecretaris |
gemeentesecretaris:
gemaentesikkretaris (L216p Oirlo),
sik:
de sik (L216p Oirlo)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
gemeen vrouwmens:
en gemaen vrommes (L216p Oirlo),
loeder:
mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet.
lōēter (L216p Oirlo)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] || kwade vrouw
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
in mijn hart:
ien mien hart (L216p Oirlo)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23994 |
generale absolutie |
generale absolutie (<fr.):
generale abselusie (L216p Oirlo)
|
Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23981 |
generale biecht |
generale biecht:
generale biecht (L216p Oirlo)
|
Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18165 |
genezen |
beter:
den is baeter! (L216p Oirlo),
genezen:
den is genaeze! (L216p Oirlo)
|
Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18817 |
genoegen (doen) |
gaarne doen:
gaer dōēn (L216p Oirlo),
lol deraan hebben:
lol d⁄r ân hebbe (L216p Oirlo),
trek hebben:
trek hebbe (L216p Oirlo)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachthof:
pāxthǫf (L216p Oirlo),
pachtplaats:
pāxtplats (L216p Oirlo)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geraamte (L216p Oirlo),
geremte (L216p Oirlo)
|
geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
klaor (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
kloar (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
vaardig:
verreg (L216p Oirlo),
verrig (L216p Oirlo)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar, gereed || klaar, gereed, afgewerkt
III-1-4
|