23461 |
hamer van de klepklok |
klokkenhamer:
klokkehamer (L216p Oirlo)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17659 |
hand |
hand:
hand (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21731 |
handboei |
boei:
boeien (L216p Oirlo)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31934 |
handboor, fretboor |
schroefboor:
sxrūf˱bōr (L216p Oirlo)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
19691 |
handdoek |
handdoek:
hânddoēk (L216p Oirlo)
|
handdoek
III-2-1
|
21449 |
handelaar |
koopman:
kopman (L216p Oirlo)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
handel drijven:
handel drieve (L216p Oirlo),
handelen:
handele (L216p Oirlo),
handslaan:
handslaon (L216p Oirlo)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
en daod (L216p Oirlo)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
hĕndjes (L216p Oirlo)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (L216p Oirlo),
jatten:
jatte (L216p Oirlo),
knoken:
knö:k (L216p Oirlo),
poten:
pueët (L216p Oirlo)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|