25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
het is ingeslagen:
dat is iengeslage (L216p Oirlo),
vlakbij ingeslagen:
doonbij = vlakbij
doonbeej ingeslagen (L216p Oirlo)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
inspanǝ (L216p Oirlo),
voorspannen:
vørspanǝ (L216p Oirlo)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
ientroitus (L216p Oirlo)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21867 |
inzet |
inzet:
de ienzet (L216p Oirlo)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L216p Oirlo)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
ienzâlte (L216p Oirlo),
zouten:
zalte (L216p Oirlo),
zâlte (L216p Oirlo),
Os mo‰der zâltte de gezâlte bòtter nog s mit twieë zâltdieële zalt, zodat die nie mer te aete was van zaltighejd
zâlte (L216p Oirlo)
|
inzouten || zouten || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
het blauw van de ogen:
t blauw van de oeëge (L216p Oirlo),
het bruin van de ogen:
t bruun van de oeëge (L216p Oirlo),
iris:
iris (L216p Oirlo)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
jonger voor jaorgetiej
jaordienst (L216p Oirlo),
jaargetijde:
ouder voor jaordienst
jaorgetiej (L216p Oirlo)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormert (L216p Oirlo)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
zjakèt (L216p Oirlo)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|