20566 |
lurken |
lurken:
lurke (L216p Oirlo)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
gaarne hebben:
gaer hebbe (L216p Oirlo),
lusten:
lusse (L216p Oirlo)
|
lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17696 |
maag |
maag:
maag (L216p Oirlo)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23871 |
maagden in de processie |
maagden:
maagden (L216p Oirlo),
maagdenkoor:
maagdekoer (L216p Oirlo)
|
De grotere meisjes, de jonge vrouwen die, in het wit gekleed, meelopen in de sacramentsprocessie, terwijl ze elk een palmtak (maagdenpalm) of samen een Mariabeeld dragen (maagden, maagdenkoor). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23872 |
maagdenpalm |
maagdenpalm:
maagdepalm (L216p Oirlo)
|
Maagdepalm (vinca minor). De stengels zijn kruipend of rechtop; de bladeren zijn lancetvormig. De bloem is blauw purperkleurig en alleenstaand (merekespalm, maagdekenspalm, wildepalm, steenviool, immergroen, vinkenoord, hoedje). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
31868 |
maaien |
maaien:
mɛ̄i̯ǝ (L216p Oirlo)
|
Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.]
I-3
|
18150 |
maaivoeten |
maaibenen (zn.):
maei-biën (L216p Oirlo)
|
maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20509 |
maaltijd |
knap:
knap (L216p Oirlo),
s-zondagseten:
sòndágsaete (L216p Oirlo)
|
lekker en uitgebreid eten || maaltijd
III-2-3
|
20593 |
maaltijd in de voormiddag |
halfelfje:
half elfke (L216p Oirlo),
s morgenskoffie, de -:
⁄s maerges koffie dreenke (L216p Oirlo)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 10 uur 30 [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22320 |
maandag na driekoningen |
koppermaandag:
= de dag dat de ni-je knaecht of meid kwame!
koppermaondag (L216p Oirlo)
|
Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|