25101 |
met tussenpozen regenen |
buiig:
bunjig (L216p Oirlo),
daar valt af en toe wat:
d⁄r velt af en toe wat (L216p Oirlo),
het zijn buien:
’t zien ma wat buuje (L216p Oirlo)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] || regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlǝr (L216p Oirlo)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (L216p Oirlo)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
braadworst:
braodwôrst (L216p Oirlo),
metworst:
metwaorst (L216p Oirlo),
Mit n metwaorst nor n ziej spek smiete: n spierinkje uitwerpen om een kabeljauw te vangen n Lánge metwaorst is wel korter te kri‰ge: Veel geld kan gemakkelijk minder worden Gaer t middelste en allebej de aende van n metwaorst wille hebben: alles willen hebben Praote as n metwaorst, wor t vet uut is: achteraf praten
metwaorst (L216p Oirlo),
snijworst:
sneejwaorst (L216p Oirlo)
|
metworst || metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] || snijworst
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
vrouw:
vrouw Jansse (L216p Oirlo)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
mauwen:
mauwe (L216p Oirlo),
miauwen:
miauwe (L216p Oirlo)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəg (L216p Oirlo)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
middagdutje:
middagdutje (L216p Oirlo)
|
middagdutje [SGV (1914)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
dutje doen:
ein dutje doen (L216p Oirlo),
middagdutje doen:
ein middagdutje doen (L216p Oirlo)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)]
III-1-2
|
17840 |
middagdutje doen (b) |
eventjes gaan liggen:
efkes gaon ligge (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|