23941 |
onthoudingsdag |
onthoudingsdag:
ônthaldingsdag (L216p Oirlo)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17706 |
ontlasting hebben |
poepen:
poepen (L216p Oirlo)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
ôntstaeking (L216p Oirlo)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
beuren (L216p Oirlo)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
òntziēn (L216p Oirlo),
ôntzīēn (L216p Oirlo),
sparen:
spare (L216p Oirlo)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] || ontzien
III-1-4
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
onzeker:
ônzeker (L216p Oirlo)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
krot:
krot (L216p Oirlo)
|
vrucht, klein en misvormd
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (L216p Oirlo),
schot:
sxǫt (L216p Oirlo)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
niet verdiend:
nie verdiend (L216p Oirlo),
onverdiend:
ônverdiend (L216p Oirlo)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderschoer:
dònderschoeër (L216p Oirlo),
hommelbui:
homelbuj (L216p Oirlo),
hommelbüj (L216p Oirlo),
hommelschoer:
(dit is een synoniem voor ònwaersbuuj - zie ook blz. 392).
hòmmelschoēr (L216p Oirlo),
(dit is een variant van dònderschoeër).
hòmmelschoeër (L216p Oirlo),
onweersbui:
ònwaersbuuj (L216p Oirlo),
schoer:
en schoer (L216p Oirlo),
stormwind:
enne störm(wiend) (L216p Oirlo)
|
donderbui [SGV (1914)] || donderbui, onweersbui || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|