22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
aldejaorsaovend (L216p Oirlo),
âldejaorsaovend (L216p Oirlo),
oudjaar:
aldjaor (L216p Oirlo),
silvesteravond:
silvesteraovend (L216p Oirlo),
van oud op nieuw:
van ald op neej (L216p Oirlo)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)] || De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20328 |
ouderlijk huis |
ouderlijk huis:
elderlek huus (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
âlderlek huus (L216p Oirlo),
stamhuis:
huis dat al heel lang eigendom van de familie is en waarin men geboren is
stámhuus (L216p Oirlo)
|
ouderlijk huis || stamhuis
III-2-2
|
20229 |
ouders |
oudelui:
âldeluuj (L216p Oirlo),
NB. lex. var. olde -?
olde leuj (L216p Oirlo),
ouderpaar:
âlderpaar (L216p Oirlo),
ouders:
elder (L216p Oirlo),
elders (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo),
olders (L216p Oirlo),
âlders (L216p Oirlo)
|
ouder (= vader, moeder) || ouderpaar || ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
alderweitst (L216p Oirlo)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
25608 |
ovenpaal |
scheutel:
šø̄ǝtǝl (L216p Oirlo)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
overall (eng.):
overal (L216p Oirlo)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19465 |
overgordijn |
gordijn:
Achter de gerdiene gaon: gaan slapen Schón gerdien hebbe, már gén lakes: zich beter voordoen dan men is
gerdien (L216p Oirlo),
overgordijn:
aovergerdien (L216p Oirlo)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] || gordijn
III-2-1
|
20235 |
overgrootmoeder |
overgrootmoeder:
aovergrótmoēder (L216p Oirlo),
aovergrötmoēder (L216p Oirlo)
|
overgrootmoeder
III-2-2
|
20212 |
overgrootvader |
overgrootvader:
aovergrótvader (L216p Oirlo),
aovergrötvader (L216p Oirlo)
|
overgrootvader
III-2-2
|
18695 |
overhemd |
hemd:
hemd (L216p Oirlo),
sporthemd:
sporthemd (L216p Oirlo)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|