24905 |
s woensdags |
s woensdags:
swoensdágs (L216p Oirlo)
|
s woensdags
III-4-4
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
zabbele (L216p Oirlo)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
sakkermentsdag (L216p Oirlo)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
sakkermentspresessie (L216p Oirlo)
|
De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
gerfkumer (L216p Oirlo),
sacristie:
sakkerstiej (L216p Oirlo)
|
gerfkamer [SGV (1914)] || Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24746 |
salomonszegel |
salomonszegel:
Salemons-zegel (L216p Oirlo)
|
Salomonszegel (polygonatum officinalis). Een 20 tot 50 cm grote plant met een dikke, witte wortelstok; de bladeren zijn verspreid, langwerpig ovaal; de bloemen groeien in trosjes van 1 of 2 bij elkaar, zelden meer, gesteeld, smal klokvormig, wit met groen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21332 |
samenspannen |
houden:
’t hâlde mit i. (L216p Oirlo)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanktus (L216p Oirlo)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (L216p Oirlo),
sandale (L216p Oirlo)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
sap (L216p Oirlo)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|