18465 |
schoenen poetsen |
poetsen:
poetsen (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
wiksen:
Ge mòt òw goej scho‰n nog wikse: je moet je zondagse schoenen nog insmeren
wikse (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
met schoensmeer insmeren || Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)]
III-1-3, III-2-1
|
18347 |
schoenlepel |
schoentrekker:
schoentrekker (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18394 |
schoensmeer |
schoenpoets:
schoenpoets (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
wiks:
wiks (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo)
|
schoensmeer || Smeersel om het leer van schoenen op kleur en soepel te houden (blink, wieks, creme, schoenpoets) [N 79 (1979)]
III-1-3, III-2-1
|
18185 |
schoenveter |
schoenriem:
schoenriem (L216p Oirlo),
schoenrīēm (L216p Oirlo)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22501 |
schoepen |
schoepen:
schupe (L216p Oirlo),
stropen:
struepe (L216p Oirlo)
|
Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
sxufǝl (L216p Oirlo)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
sxufǝlǝ(n) (L216p Oirlo)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
24902 |
schoft, kwart van een werkdag |
schaft:
schaft (L216p Oirlo),
schoft:
schòft (L216p Oirlo),
schofttijd:
(dit is een variant van schòft).
schòfttied (L216p Oirlo)
|
een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)] || kwart van een werkdag
III-4-4
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders optrekken:
de schouwers ôptrekke (L216p Oirlo)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
schol (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
sxol (L216p Oirlo)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] || schol || schol (platvis)
III-2-3
|