18844 |
schuchter |
bleu:
bleuj (L216p Oirlo),
bluëj zien (L216p Oirlo)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
32593 |
schudden met de riek |
schudden:
sxødǝ (L216p Oirlo)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33586 |
schudden van vruchten |
afschudden:
áfschudde (L216p Oirlo),
schudden:
schudde (L216p Oirlo)
|
afschudden v appels || Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
19565 |
schuier |
kleerborstel:
klierborstel (L216p Oirlo)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33144 |
schuif in de wanmolen |
schuifje:
sxȳfkǝ (L216p Oirlo)
|
Bij het model wanmolen waar het gezuiverde graan niet in vaten, maar in zakken terechtkomt, bevindt zich vóór de uitloop naar de zak toe een schuif die men telkens neerlaat als een zak vol is. Terwijl er een nieuwe zak aan de uitloop wordt gehangen kan men zodoende doorwannen; de graankorrels hopen zich dan tegen de schuif op. Bij het oude model met de inhoudsvaten is er geen schuif en moet men telkens ophouden met wannen als er een vat vol is. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-; monogr.]
I-4
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaaf (L216p Oirlo),
schuif:
schuuf (L216p Oirlo),
schūūf (L216p Oirlo)
|
(schuif)grendel || schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuifje:
schuufke (L216p Oirlo)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24992 |
schuimen |
schuimen:
schoeme (L216p Oirlo),
schume (L216p Oirlo)
|
schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19555 |
schuimspaan |
schuimspaan:
schuumspaon (L216p Oirlo),
schäŭmspaon (L216p Oirlo),
schümspoan (L216p Oirlo),
spaan:
\'n Schuumspaon is rond en \'n bòtterspäöntje is lánkwaerpeg
spaon (L216p Oirlo)
|
schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21674 |
schuld zonder papieren |
onderhands regelen:
ônderhânds regele (L216p Oirlo)
|
schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|