21369 |
schuldig (zijn) |
schuld hebben:
schuld hebben (L216p Oirlo),
schuldig (zijn):
schuldig (L216p Oirlo),
schuldig zien (L216p Oirlo)
|
schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] || schuldig [SGV (1914)]
III-3-1
|
30719 |
schuren |
afschuren:
áfsxūrǝ (L216p Oirlo),
schuren:
sxūrǝ (L216p Oirlo)
|
Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] || Hout met schuurpapier bewerken ten einde een glad oppervlak te verkrijgen. Zie ook het lemma 'Schuurpapier'. [N 67, 70a; monogr.]
II-12, II-9
|
18102 |
schurft |
krets:
krets (L216p Oirlo),
schurft:
schurft (L216p Oirlo),
schörft (L216p Oirlo)
|
huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] || schurft [SGV (1914)]
III-1-2
|
24428 |
schurftmijt |
schurftmijt:
schörftmiet (L216p Oirlo)
|
schurftmijt
III-4-2
|
18951 |
schurk, smeerlap |
deugniet:
deugniet (L216p Oirlo),
schavuit:
schavüt (L216p Oirlo),
smeerlap:
smerlag (L216p Oirlo)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] || schavuit [SGV (1914)]
III-1-4
|
22427 |
schutsboom |
boom:
boͅəm (L216p Oirlo)
|
De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22824 |
schutter |
schutter:
schutter (L216p Oirlo),
schötər (L216p Oirlo)
|
schutter [RND], [SGV (1914)]
III-3-2
|
22853 |
schutters |
schutters:
schutters (L216p Oirlo)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
sxȳr (L216p Oirlo)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
19869 |
schuurmiddel |
schuurzand:
schoērzând (L216p Oirlo)
|
witte zand voor het schuren van metalen potten en pannen en het aanzetten van messen op de wetplank
III-2-1
|