30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxūrpǝpir (L216p Oirlo),
sxūrpǝpīr (L216p Oirlo)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-12, II-9
|
19369 |
schuurtje |
schuurtje:
schuurke (L216p Oirlo)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schouw:
schòw (L216p Oirlo),
schuw:
schouw (L216p Oirlo)
|
bang, schuw || Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-1-4, III-4-2
|
19160 |
schuwen |
schouwen:
schòwwe (L216p Oirlo)
|
schuwen, bang zijn voor
III-1-4
|
20962 |
selderij |
sellerie:
sellerie (L216p Oirlo)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
simmenarie (L216p Oirlo)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
syringa
kruunnagel (L216p Oirlo),
kruidnagelbloem:
krüdnêgelbloem (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
kruinagel:
syringa
kruunnagel (L216p Oirlo)
|
[SGV (1914)]sering [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
servies:
servies (L216p Oirlo)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33526 |
siererwt |
pronkerwten:
lathyrus odoratus
proonkért (L216p Oirlo)
|
pronkerwt, siererwt
I-7
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
dekje:
dekske (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
kleedje:
klaedje (L216p Oirlo)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] || gehaakt, gebreid, geborduurd sierkleedje
III-2-1
|