e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijpsteen slijpsteen: slipstiǝn (Oirlo) Steen waarop gereedschappen als beitels, schroevendraaiers, etc. geslepen worden; meer in het bijzonder ook de ronde steen die om een spil of as draait en in een slijpstelling of aan een elektrische slijpmachine is bevestigd. Als slijpsteen worden korrelige, zeer harde steensoorten als amaril en carborundum gebruikt. Zij worden geleverd in grove, middel- en fijne korrel. Zie ook afb. 1. [N 33, 271; L 6, 68b; monogr.; div.] II-11
slikken doorslikken: (dur-)slikke (Oirlo) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim goed bij: dén is goēd bey (Oirlo), slim: slim (Oirlo), uitgekookt: uutgekòkt (Oirlo), uitgeslapen: uutgeslaope (Oirlo) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || slim, gehaaid, uitgeslapen || slim, uitgekookt III-1-4
slimmerik handige, een -: enne hendige (Oirlo), pientere, een -: enne pientere (Oirlo), slimmerik: slimmerik (Oirlo) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slinken, minder worden afnemen: ⁄t nimt af (Oirlo), inzakken: ienzakke (Oirlo), minder worden: minder wörre (Oirlo), ⁄t wördt minder (Oirlo), slinken: slinke (Oirlo) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip slip: hemdslup (Oirlo), slup (Oirlo) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over slip-over: slip-over (Oirlo) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas frak: frak (Oirlo), slippenjas: sluppe jas (Oirlo) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas: spotnamen billentikker: billetikker (Oirlo) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous slobkous: slobkous (Oirlo), slobkouse (Oirlo), slopkouse (Oirlo) slobkous [SGV (1914)] || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3