e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuntelen aantoddelen: ántoddele (Oirlo), frotten: frotten (Oirlo), toddelen: toddele (Oirlo), verkeerd zijn: da⁄s verkierd (Oirlo) stuntelig in elkaar knutselen, in elkaar prutsen || stuntelig werken || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] III-1-4
suiker suiker: soeker (Oirlo), Ge vángt mieër vli‰ge mit n lepelke soeker as mit n tas eek: met zachtheid bereikt men meer, dan met gestrengheid Vreeje is net soeker: nie zó zuËt, már wel zó geráffenieërd  soeker (Oirlo) suiker [SGV (1914)] III-2-3
suikerbrood klontjesweg: kleuntjesweg (Oirlo) kandijbrood III-2-3
suikerklontje klontje: kleuntje (Oirlo), Zó klaor as n kleuntje: volkomen duidelijk zijn  kleuntje (Oirlo), suikerklontje: soekerkleuntje (Oirlo, ... ) blokje candijsuiker || klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] || suikerklontje III-2-3
suikeroom suikeroom: soekeroeëm(e) (Oirlo), suukeroeəm (Oirlo) erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] || suikeroom III-2-2
suikertante suikertante: suukertāānte (Oirlo) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2
suisse suisse (fr.): swies (Oirlo) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren suizen: mien oere soeze (Oirlo), tuiten: mien oere toete (Oirlo) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen kwakkelen: den kwakkelt (Oirlo), sukkelen: sukkelen (Oirlo) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
syfilis druiper: (druper) (Oirlo) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] III-1-2