id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33592 | toekruid, algemeen | gekruid: gekruuje (Oirlo), specerij: specerije (Oirlo) | De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] I-7 |
22547 | toepen (kaartspel) | toepen: toepe (Oirlo) | Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2 |
21438 | toeslag | opgeld: ôpgaeld (Oirlo) | het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)] III-3-1 |
19261 | toestemming | mogen: gej meugt dat van mien part (Oirlo), verlof: verlof kriege (Oirlo) | goedkeuring om iets te mogen doen [toestemming, konsent] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19663 | toilet | huisje: Iemes dén \'t huËske schónhildt, zet duk mieër uut, as de riekste stinker dén \'t smerreg mikt Van aermoej nog génaens nor \'t huËske ho‰ve: zeer arm zijn huūske (Oirlo), plee: plee (Oirlo), poepdoos: poepdoeës (Oirlo), ton: Ik mòt iefkes op de tón Die femille kunde baeter òp de tòn hebbe as án de toffel: gezegde voor mensen die bekend staan als profiteurs bij het eten tòn (Oirlo) | spottende benaming voor w.c. || toilet || w.c., plee || w.c., toilet III-2-1 |
19577 | toiletborstel | w.c.-borstel: w.c.-borstel (Oirlo) | borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
21380 | tol betalen | tol betalen: tol betalen (Oirlo) | tol betalen [SGV (1914)] III-3-1 |
21215 | tolboom | barrier (<fr.): brier (Oirlo) | de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21381 | tolgaarder | barrierbaas: burierbaas (Oirlo), brugwachter: brugwachter (Oirlo) | de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)] || tolgaarder [SGV (1914)] III-3-1 |
17859 | tollen | ronddraaien: roond drèje (Oirlo) | Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)] III-1-2 |