e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
torenuurwerk kerkklok: kerkklok (Oirlo), uurwerk: uurwerk (Oirlo) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen lossnijden: lossnęjǝ (Oirlo) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif koerduifje: koērduūfke (Oirlo), lachduif: columba risoria  láchdoēf (Oirlo), tortelduif: torteldoēf (Oirlo) lachduif || tortelduif III-4-1
traag langzaam: langzaam (Oirlo), lui: lui zien (Oirlo), traag: troag (Oirlo), treuzelen: treuzelen (Oirlo) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4
traag praten zeiken: zeike (Oirlo) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
trage vrouw trut: trut (Oirlo), zeik: zaek (Oirlo) een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] || treuzelaarster III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): traktieren (Oirlo) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tralie spijl: spiel (Oirlo) tralie III-2-1
tranende ogen traanogen: traon-oeëge (Oirlo), zijpogen: sipougen (Oirlo) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gang (Oirlo) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2