e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vat, ton ton: ton (Oirlo) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vechten vechten: vechte (Oirlo) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
vee beesten: bęstǝ (Oirlo), bīǝstǝ (Oirlo), vee: viǝ (Oirlo) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken buizen: böjze (Oirlo), heffen: Hij is te voel um òp zien werk veul te höffe, már dat ândere höffe duut hij vuis te gaer höffe is hier ook optillen  höffe (Oirlo), jeppen: jɛpə (Oirlo), lappen: leppe (Oirlo), zuipen: bijv veel bier  zoepe (Oirlo) drinken van alkohol in behoorlijke mate || drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || veel drinken || veel en met kleine beetjes drinken || veel sterke drank drinken III-2-3
veel moeten betalen met de brokken zitten: mit de brök zitte (Oirlo) veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)] III-3-1
veel te grote schoen schuitje: schüütjes (Oirlo), schuitjes  schuutjes (Oirlo) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
veel te wijde broek flodderboks: flodderbôks (Oirlo) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat doorjager: durjaeger (Oirlo), schrok: sxrok (Oirlo), schrokker: sxrokər (Oirlo), schrokkerd: sxrokərt (Oirlo), slokker: sloeker (Oirlo), vreetbeer: vraetbaer (Oirlo, ... ), vrēͅtbēr (Oirlo), vreetwolf: vrēͅtwoͅlf (Oirlo), vreter: vrēͅtər (Oirlo), vreterd: vrēͅtərt (Oirlo) mannelijke veelvraat || schrokkop || slokop || veelvraat || veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] || vreetzak || vrouwelijke veelvraat III-2-3
veenbes vembeer: soort bosbes, vaccinium oxycoccus  vembeer (Oirlo) veenbes III-4-3
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond moer: moer (Oirlo) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4