21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kartje (L216p Oirlo)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19270 |
verwaarlozen |
niet tellen:
dat telt nie (L216p Oirlo),
niks kunnen schelen:
dat kan um niks schille (L216p Oirlo)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
verwachting:
(kind).
verwâchting (L216p Oirlo),
wachten op:
wâchte ôp (L216p Oirlo)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie:
den is daor femilie van (L216p Oirlo)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
verwarmen:
verwaerme (L216p Oirlo)
|
verwarmen
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
versladderen:
versladdere (L216p Oirlo),
verslakkeren:
verslakkeren (L216p Oirlo)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] || verwelken, verflenzen
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
slap:
slap hange!∂ (L216p Oirlo),
weg:
die bloeme zien weg! (L216p Oirlo)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
moederskindje:
moēderskiendje (L216p Oirlo),
verwende snotaap:
en verwende snot-aap (L216p Oirlo)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)] || verwend kind
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwinse (L216p Oirlo)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19190 |
verwonder staan (vewonderen) |
verwonderen:
verwoondere (L216p Oirlo)
|
verwonderen
III-1-4
|