25284 |
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond |
vierdel:
verrel (L216p Oirlo)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22832 |
vieren |
houden:
gəha.ldə (L216p Oirlo)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
26487 |
viertakrijn |
viertakrijn:
viertakrijn (L216p Oirlo)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
’t koffiedrinke (L216p Oirlo),
koffietijd:
koffietied (L216p Oirlo),
ca 10.30 of ca 16.00 uur
koffietied (L216p Oirlo)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || koffietijd
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
stuiver:
stuver (L216p Oirlo)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
vief-frang (L216p Oirlo)
|
5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23739 |
vijf wonden van christus |
kruiswonden:
kruuswoonde (L216p Oirlo)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
golde viefke (L216p Oirlo),
vijf-guldenstuk:
en vief-geulde-stuk (L216p Oirlo),
vijfje:
en vijfje (L216p Oirlo)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] || zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwartje (L216p Oirlo)
|
een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24759 |
vijfvingerkruid |
vijfvingerkruid:
viefvingerkruŭd (L216p Oirlo)
|
Vijfvingerkruid (potentilla reptans 30 tot 60 cm groot. De stengels zijn lang kruipend en onvertakt, meestal wortelend; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig en lang gesteeld. De blaadjes zijn eivormig, gekarteld-gezaagd en aan de onderkant meestal zacht beh [N 92 (1982)]
III-4-3
|