21407 |
zwaard |
zwaard:
zwêrd (L216p Oirlo)
|
zwaard (wapen) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19459 |
zwabber |
trekker:
trekker (L216p Oirlo)
|
Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18160 |
zwachtel |
verbinden:
verbiende (L216p Oirlo),
windel erom doen:
enne wiendel d`rum dōēn (L216p Oirlo)
|
Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20355 |
zwager |
gezwagers:
gezwaogers (L216p Oirlo),
schoonbroer:
schoanbrūūr (L216p Oirlo),
schónbruur (L216p Oirlo),
zwager:
zwaoger (L216p Oirlo),
zwoager (L216p Oirlo),
neen
zwoager (L216p Oirlo)
|
gezamenlijke zwagers (in één familie) || schoonbroeder [SGV (1914)] || schoonbroer, zwager || zwager || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17557 |
zwak en mager persoon |
een magere, dat was ok, maar zo`n haring!:
enne magere dat was òk ma zonnen herring! (L216p Oirlo)
|
zwak, tenger iemand [N 37 (1971)]
III-1-1
|
17792 |
zwak en tenger persoon (adj.) |
schrapel:
schriëpel (L216p Oirlo)
|
zwak, tenger iemand [N 37 (1971)]
III-1-1
|
17745 |
zwak, slap |
niet erg sterk:
niet errig sterk (L216p Oirlo),
slap:
slàp (L216p Oirlo)
|
zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
lange staart:
lange start (L216p Oirlo),
zwelvenstaart:
zwelfve-start (L216p Oirlo)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)]
III-4-1
|
32044 |
zwaluwstaarten |
intanden:
intãndǝ (L216p Oirlo)
|
Een zwaluwstaartverbinding maken. [monogr.]
II-12
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwalvenstaart:
zwɛlvǝstart (L216p Oirlo)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|