24052 |
de communie brengen aan een zieke |
ons heer brengen:
os hier brenge (L216p Oirlo)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20445 |
de dode naar de kerk brengen |
het lijk naar de kerk brengen:
(het )liek nao de kerk brenge (L216p Oirlo)
|
het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23471 |
de doodsklok luiden |
overluiden:
dər wøͅrt imant oͅvərlyjt (L216p Oirlo)
|
Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20395 |
de echtelijke staat |
getrouwd leven, het -:
t getrouwd laeve (L216p Oirlo),
levensverbintenis:
laevesverbientenis (L216p Oirlo),
levenszee:
laeveszieë (L216p Oirlo),
trouw, de -:
trow (d’n -) (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)] || gehuwde staat || huwelijksleven || tijd dat men gehuwd is/was
III-2-2
|
32715 |
de eerste voor ploegen |
het/een aanwerk maken:
ǝt˱ [aanwerk] mãkǝ (L216p Oirlo)
|
Het ploegen van de eerste voor van een akker in het midden, als men bijeen gaat ploegen; aan de zijkant(en), als men uiteen of heen en weer gaat ploegen. Men ploegt de eerste voor gewoonlijk wat minder diep, om de vorming van een rug te voorkomen. Alleen bij het ploegen met een wentelbare of keerbare ploeg is er één eerste voor, in alle andere gevallen zijn er steeds twee eerste voren, nl. bij het uiteenploegen aan de zijkanten gelegen en bij het bijeenploegen tegen elkaar in het midden gelegen. Veel opgaven gelden daarom ook voor de twee eerste voren. De specifieke benamingen voor het ploegen van de eerste voor in het midden of aan de zijkant zijn onder B., resp. C. opgenomen; al de andere opgaven vindt men onder A. Door de zakelijke overeenkomst kunnen de benamingen soms ook toepasselijk zijn op bijeen- of uiteenploegen. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men de drie volgende lemmata. [N 11, 61; N 11A, 117c + 119b + 121b; JG 1a + 1b; A 33, 18c; monogr.]
I-1
|
32846 |
de evenaar verstellen |
verstellen:
vǝrstęlǝ (L216p Oirlo)
|
Men kan de trekkracht van het sterkere paard van een tweespan met die van het andere paard in evenwicht brengen, door de middenschakel (huis met haak of ring) meer naar links of naar rechts op de evenaar te verplaatsen. Voorzover de onderstaande termen niet uitdrukkelijk op een tweespan wijzen, zijn ze ook van toepassing op het verstellen van een driespansevenaar. [N 11A, 104c; N 13, 87 add.; monogr.]
I-2
|
19450 |
de heg knippen |
de heg knippen:
de heg knippe (L216p Oirlo)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23733 |
de huiszegen bidden |
huiszegen bidden:
den huuszaegen bidde (L216p Oirlo)
|
De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aanmaken:
kaerse anmake (L216p Oirlo),
aansteken:
kaerse anstoke (L216p Oirlo)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitdoen:
uutdoeen (L216p Oirlo),
uitmaken:
uutmake (L216p Oirlo)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|