20432 |
doodskist |
doodskist:
dodskiest (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
dódskiest (L216p Oirlo)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodshemd:
dódshimd (L216p Oirlo),
dôdshemd (L216p Oirlo),
doodskleed:
dódsklieëd (L216p Oirlo),
dôôdsklîêd (L216p Oirlo),
hoorde bij de uitzet
dôodskliëd (L216p Oirlo),
nu steeds meer een volledig kostuum (pak)
dôdsklieëd (L216p Oirlo),
lijkdoek:
liekdoēk (L216p Oirlo)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodshemd || doodskleed || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] || lijkwade
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
dodsklok (L216p Oirlo)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doeëdzônde (L216p Oirlo)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
douf (L216p Oirlo)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
duije (L216p Oirlo),
t slaakt]:
de weenter göt af! (L216p Oirlo),
’t begint däöje (L216p Oirlo),
’t göt däöje (L216p Oirlo)
|
dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34537 |
dooier |
doren:
dǭrǝ (L216p Oirlo)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
24771 |
dooierzwam |
dooierzwam:
dooierzwam (L216p Oirlo),
hanenkam:
hanekam (L216p Oirlo)
|
Cantharel: een gele, eetbare paddestoel (cantharel, eierzwam, dooierzwam). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23204 |
doop |
doop:
duuëp (L216p Oirlo),
eu-klank niet weer te geven
deup (L216p Oirlo)
|
doop [SGV (1914)] || Een doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24005 |
doopbelofte |
doopbelofte:
duuëpbelofte zegge (L216p Oirlo)
|
De doopbeloften zoals ze worden afgelegd door peter en meter. [N 96D (1989)]
III-3-3
|