e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkar mestkar: [mest]kar (Oirsbeek) De kar waarmee men stalmest naar het land vervoerde. Als deze kar niet uitsluitend voor het vervoer van mest bestemd was, werd ze na het mestuitrijden gereinigd. Als mestkar gebruikte men meestal de korte kar (L 115 vroeger, 159a, 163, 192a vroeger, 192b, 209, 216, 246 vroeger, 248, 265, 265b, 266, 288, 289, 290, 292, 320a, 324, 331, 331b, 369, 422), de slagkar (L 115 later, 192a later, 246 later, 247, 248, 265b, 270, 292, 294, 318b, Q 27, 191, 204a) en de aardkar (L 289, 314, 360, 364, 366, 367). Voor deze kartypen zij verwezen naar de aflevering betreffende de (oude) landbouwvoertuigen e.a.. Termen als mestwagen wijzen op een moderner vervoermiddel, dat - ook al is het tweewielig - wagen wordt genoemd, omdat het met luchtbanden is uitgerust. [N 11A, 7; N 17, 2a + 3a + 8 add. + 15b; A 42, 8a + b; monogr.] I-1
mestkever strontkever: WLD  sjtrŏntkever (Oirsbeek), strontsvlieg: štrontsvleeg (Oirsbeek) Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)] || mestkever [Roukens 03 (1937)] III-4-2
mestplakken verspreiden flatten spreiden: flatǝ šprēi̯ǝ (Oirsbeek), flatǝ špręi̯ǝ (Oirsbeek) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestplank onder de zitstokken mestplank: męstplaŋk (Oirsbeek) De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g] I-6
mestvaalt mest: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mest (Oirsbeek), mesthof: mistuf (Oirsbeek), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  misthuf (Oirsbeek), mesthoop: mishoap (Oirsbeek), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mesthoop (Oirsbeek) [SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen werken: werǝkǝ (Oirsbeek) [N 8, 53] I-9
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: štūǝtǝ (Oirsbeek) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden terugstoten: trøkštutǝ (Oirsbeek), terugzetten: trøk˲zęi̯tǝ (Oirsbeek) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: ęŋ štǭn (Oirsbeek) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten te ver uit elkaar staan (te) wijd staan: wīt štǭn (Oirsbeek) [N 8, 78b] I-9