e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzellarve paardswortel: fonetisch Additie bij vraag 36: De paardenhorzel zelf heet "paesjwoertel"(vergelijk additie bij vraag 35)  paesjwŏĕrtel (Oirsbeek) larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] III-4-2
runderlapjes stooflappen: Vlees van de schouder; vet wit randje  sjtooflappe (Oirsbeek), sucadelappen: Vlees van de schouder; geen wit randje  sjtukadelappen (Oirsbeek) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee vee: vīǝ (Oirsbeek) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep bouillon: boeljon (Oirsbeek), rindvleessoep: reindvleesjsop (Oirsbeek) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: roepsch (Oirsbeek, ... ), idiosyncr.  rupsj (Oirsbeek) rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten rasten: rastə (Oirsbeek, ... ), rusten: ruste (Oirsbeek), ungeren: Na het warme eten.  unjerə (Oirsbeek) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis oudemannenhuis: auwt-mannehoes (Oirsbeek) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw, hard hel: hèl (Oirsbeek), ruw: roew (Oirsbeek, ... ), rōēw (Oirsbeek) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roew (Oirsbeek, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruzie ruzing: rūūzing (Oirsbeek) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1