e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloeden bloeden: blö (Oirsbeek) bloeden [SGV (1914)] III-1-2
bloedworst bloedworst: bloodwoêsj (Oirsbeek), bloed en zwoerd van varken  bloodwoesj (Oirsbeek) bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedzuiger bloedzuiger: bloodzüger (Oirsbeek), bloedzuiker: fonetisch  blootsuuker (Oirsbeek) bloedzuiger [SGV (1914)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloem bloem: bloom (Oirsbeek), bloum (Oirsbeek), blōm (Oirsbeek) bloem [SGV (1914)] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-1, III-2-3
bloem (alg.) bloem: blo.mə (Oirsbeek), bloum (Oirsbeek) bloem [SGV (1914)] || bloemen [RND] III-4-3
bloembol bol: ideosyncr.  bol (Oirsbeek), WLD  bol (Oirsbeek) Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemknop bot: WLD  bot (Oirsbeek), knop: ideosyncr.  knop (Oirsbeek) De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemkool bloemkool: bloomkoel (Oirsbeek), bloomkool (Oirsbeek), bloomkóól (Oirsbeek) bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
bluf bluffen: [=lm. opscheppen?, RK]  bluffə (Oirsbeek), opschepperij: opsjöpperie (Oirsbeek, ... ) opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bluts bluts: blutsj (Oirsbeek), blötsj (Oirsbeek) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2