e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druipen van de regen druipen: druupe (Oirsbeek), hê droop van de rêge (Oirsbeek, ... ), druppen: hê drupt van de rêge (Oirsbeek, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevetros (Oirsbeek) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk praten ratelen: raatelə (Oirsbeek) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken duwen: dūūjə (Oirsbeek), dŭŭjə (Oirsbeek) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukte, gedoe ambras: ambras (Oirsbeek), complimenten: kómpləmentə (Oirsbeek), gedoens: gedoons (Oirsbeek), omstand: omsjtènj (Oirsbeek), ómsjtenj (Oirsbeek) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)] III-1-4
druppel druppel: druppel (Oirsbeek), dröppel (Oirsbeek), enen dröppel water (Oirsbeek), druppeltje: dröppelkə (Oirsbeek) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4
dubbel gezwad dobbel gemade/gemaai: dǫbǝl [gemade/gemaai] (Oirsbeek) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbel kruishout dobbel kruishout: dǫbǝl krøtshǫwt (Oirsbeek) Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b] II-12
dubbele toegangspoort van een gesloten erf grote poort: grūtǝ [poort] (Oirsbeek), poort: [poort] (Oirsbeek) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbelkettingtransporteur kettingtransporteur: kettingtransporteur (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583] II-5