21274 |
geld |
centen:
cente (Q033p Oirsbeek),
geld:
geldj (Q033p Oirsbeek),
gɛlt (Q033p Oirsbeek),
xɛlt (Q033p Oirsbeek),
pingping:
ping-ping (Q033p Oirsbeek)
|
geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
geel kwikstaartje:
gael kwiksjtertje (Q033p Oirsbeek),
geel langstaartje:
gael langsjtertje (Q033p Oirsbeek)
|
kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
ly`pinǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
28250 |
geleidingsbomen |
strossbomen:
štrǫsbø̄m (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.]
II-5
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
geliekə (Q033p Oirsbeek),
gelīēkə (Q033p Oirsbeek),
lijken:
liekə (Q033p Oirsbeek),
līēkə (Q033p Oirsbeek),
tonen:
teunə (Q033p Oirsbeek)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
zijn zaadje hebben:
ex høͅp mi zø͂ͅtjə (Q033p Oirsbeek)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
geloof (Q033p Oirsbeek)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
glöve (Q033p Oirsbeek)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommelə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
ròmmələ (Q033p Oirsbeek),
wijdveldig hommelen:
wiét veldig hummelen (Q033p Oirsbeek)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
een veest laten:
ene vies laote (Q033p Oirsbeek),
een veestje laten gaan:
ee vieske laote (Q033p Oirsbeek)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)]
III-1-1
|