e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gelukken lukken: lökkə (Oirsbeek), slagen: sjlagə (Oirsbeek), vergaan: vergaon (Oirsbeek) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben boffer: boffer (Oirsbeek, ... ) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkelik (Oirsbeek), gemêkkelig (Oirsbeek), gəmekkəlijk (Oirsbeek), licht: loch werk (Oirsbeek), met gemak: mit gemaak (Oirsbeek), op zijn gemak: op zie gəmák (Oirsbeek) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemalen schors looi: WLD  looə (Oirsbeek) Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)] III-4-3
gemalen, niet gezuiverd graan tarwemeel: tɛrvǝmē̜l (Oirsbeek) De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a] II-1
gemaskerd persoon vastelavondsgek: vastelaovesgek (Oirsbeek), vastenavondgek: vastenaovendgek (Oirsbeek) Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2
gemeen gemeen: gemeen (Oirsbeek), laag: līeg (Oirsbeek) gemeen [SGV (1914)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
gemeente gemeente: gemeente (Oirsbeek) gemeente [SGV (1914)] III-3-1
gemeentebelasting gemeentebelasting: gemeentebelasting (Oirsbeek) de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1
gemeentesecretaris secretaris: sekretaris (Oirsbeek), sikkertāāris (Oirsbeek) het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)] III-3-1