28197 |
aflichten |
afluchten:
āfløxtǝ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Met behulp van een veiligheidslamp mogelijk aanwezig mijngas opsporen. Bij een aanwezigheid van mijngas zal zich rond het klein gedraaide vlammetje van de lamp een lichtblauwe doorzichtige lichtkegel vormen. De lengte van de lichtkegel, dus eigenlijk de lengte van de gasvlam, geeft het gehalte mijngas aan. [N 95, 236; monogr.; N 95, 413; Vwo 47; Vwo 337; Vwo 338; Vwo 872]
II-5
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
aafloere (Q033p Oirsbeek),
uitspeculeren:
oetsjpekuleere (Q033p Oirsbeek)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aaftreə (Q033p Oirsbeek),
aaftréé (Q033p Oirsbeek)
|
de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19872 |
afrikaantje |
afrikaantje:
afrikaantje (Q033p Oirsbeek)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21158 |
afrit |
afvaart:
aafvaart (Q033p Oirsbeek)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33866 |
afscheiding als teken van hengstigheid |
veem (vademen):
vē̜m (Q033p Oirsbeek)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
32755 |
afschepschop |
roffelschup:
rofǝlšø̜p (Q033p Oirsbeek)
|
Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.]
I-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afrijten:
aafrīētə (Q033p Oirsbeek)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27866 |
afschieten, ontsteken |
afdraaien:
āfdrījǝ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.]
II-5
|
33485 |
afslaan, van noten |
slaan:
ideosyncr.
slaon (Q033p Oirsbeek),
WLD
sjlaon (Q033p Oirsbeek)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|