19515 |
koffiepot |
koffiepot:
in samenstellingen hoort men nog meer koffe dan koffiee
koffepot (Q033p Oirsbeek),
koffiëepot (Q033p Oirsbeek)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19592 |
koffiezeef, koffiefilter |
koffiezijtje:
koffezieke (Q033p Oirsbeek),
koffiezieke (Q033p Oirsbeek)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25367 |
kogel |
kogel:
kugǝl (Q033p Oirsbeek)
|
Bedoeld is de kogel die met behulp van het ouderwetse schietapparaat wordt afgeschoten. De respondent van L 413 merkt op dat die enkel voor runderen wordt gebruikt, Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5c; monogr.]
II-1
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
kaokə (Q033p Oirsbeek),
koake (Q033p Oirsbeek)
|
koken [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
24189 |
kokmeeuw |
meeuw:
mieuw (Q033p Oirsbeek)
|
kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34109 |
kol |
bles:
blɛs (Q033p Oirsbeek),
kol:
kǫl (Q033p Oirsbeek)
|
Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b]
I-11
|
33888 |
kolder |
kolder:
kǫldǝr (Q033p Oirsbeek)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|
27712 |
kolenlaadstation |
verlading:
vǝrlādeŋ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het woordtype "kade" (Q 7) duidt op een punt waar kolen in schepen worden overgeladen en "bascule" (Q 7) op een laadpunt voor treinen. [N 95, 32]
II-5
|
19467 |
kolenslik |
slamp:
šlamp (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Eisden])
|
Nat kolenstof of kolengruis, gebruikt als brandstof. [N 95, 466; monogr.; Vwo 689; Vwo 709; Vwo 715]
II-5
|
33026 |
kolven afstropen |
afdoen:
āf˱duǝ (Q033p Oirsbeek),
schillen:
šɛlǝ (Q033p Oirsbeek)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|