21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzaadmeel:
[lijnzaad]mɛ̄ǝl (Q033p Oirsbeek)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
20492 |
likken |
lekken:
lèkkə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
lepsen:
lepzje (Q033p Oirsbeek)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
sjtinkkies (Q033p Oirsbeek)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33676 |
limburgse klei |
klevenaarde:
klęvǝnęrt (Q033p Oirsbeek),
leem:
lēm (Q033p Oirsbeek),
limburgse klei:
lembørgsǝ klē̜i̯ǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
linjeblaat (Q033p Oirsbeek)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
regel:
reegel (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
regel (Q033p Oirsbeek)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
34091 |
linkerachterkwartier |
achterste deem links:
ɛxǝštǝ dē̜m lɛŋks (Q033p Oirsbeek)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|
33765 |
linkerkant van het paard |
voermanskant:
vōrmanskantj (Q033p Oirsbeek)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34090 |
linkervoorkwartier |
voorste deem links:
vø̄štǝ dē̜m leŋks (Q033p Oirsbeek)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|