17698 |
nier |
nier:
neer (Q033p Oirsbeek)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
aan de nieren hebben:
(de koe heeft het) ān dǝ nērǝ (Q033p Oirsbeek),
nierkrankheid:
nērkraŋkhęi̯t (Q033p Oirsbeek)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhau̯wǝ (Q033p Oirsbeek),
weer spelig:
wēr špēlex (Q033p Oirsbeek)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lē̜x (Q033p Oirsbeek),
mans:
mau̯s (Q033p Oirsbeek)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
niet wassen:
ideosyncr.
wast niet (Q033p Oirsbeek),
niet willen:
WLD
zə willə neet (Q033p Oirsbeek)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25391 |
niet goed gebroeid |
verbord:
vǝrbort (Q033p Oirsbeek)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
21654 |
niet gunnen |
inhouden:
ze is i-gehaute (Q033p Oirsbeek),
niet verkopen:
ze is neet verkocht (Q033p Oirsbeek)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18801 |
niet helder van geest |
simpel:
sumpel (Q033p Oirsbeek)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25386 |
niet meteen leegbloeden |
zich niet uitbloeden:
(het varken heeft) zex nēt utgǝblōt (Q033p Oirsbeek)
|
Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.]
II-1
|