28207 |
pruimtabak |
sjiek:
šik (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965]
II-5
|
21354 |
pruis |
pruis:
Pruus (Q033p Oirsbeek)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
21355 |
pruisen |
pruisen:
Pruuse (Q033p Oirsbeek)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18926 |
prutsen |
broddelen:
broddelə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
frunniken:
frunnikə (Q033p Oirsbeek),
frutselen:
frutselə (Q033p Oirsbeek),
hannesen:
hannesə (Q033p Oirsbeek),
prutsen:
prutsə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek),
troddelen:
troddelə (Q033p Oirsbeek)
|
nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18908 |
prutser |
klaas:
klaos (Q033p Oirsbeek),
sukkelaar:
sukkelêêr (Q033p Oirsbeek)
|
iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
knoeiwerk:
knooi-werk (Q033p Oirsbeek),
prulwerk:
prölwerk (Q033p Oirsbeek),
prutswerk:
prutswerk (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20578 |
pruttelen |
rochelen:
rogele (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34513 |
pseudovogelpest |
vogelpest:
vogelpest (Q033p Oirsbeek)
|
Pseudovogelpest, New-Castle ziekte is een virusziekte. Ademnood en zenuwstoornissen zijn de voornaamste kenmerken, ook verdwijnt de leg plotseling bijna helemaal. [N 19, 64]
I-12
|
20311 |
puber |
aankomeling:
aankummeling (Q033p Oirsbeek)
|
puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20651 |
pudding |
pudding:
puddin (Q033p Oirsbeek)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|